Vanuit mijn onderzoek naar Persoonlijk Kennismanagement ben ik vooral geïnteresseerd in gedrag van mensen. In een wat meer maatschappelijk context gaat het dan vaak over hun gedrag in de publieke ruimte. Het NRC schrijft daar met enige regelmaat over, interessant was het debat tussen Paul Scheffer en Rudi Visker.
We hebben allemaal te maken met de publieke ruimte, thuis, zodra we de straat op gaan, wanneer we interactie met elkaar op het web hebben. Iedereen kent ook de irritaties. Niet alleen over de politiek,maar ook de kleine irritaties: niet kunnen ritsen op de weg omdat iemand je er niet tussen laat, de harde radio van de buurman in de zomer, die collega die… etc.
Boeiend is ook het einde van het debat, wanneer Visker uitlegt wat hij onder respect verstaat: “Ruimte laten voor verschillen in de publieke ruimte. En dan niet als een uiting van individuen, maar omdat het verschil er mag zijn.”
Juist daar gaat mijn pleidooi in PKM vaak over: de verschillen tussen mensen maken samen leven (en werken) juist interessant. Ik vind daarbij twee dingen relevant: zoals Ken Wilber ergens schrijft zijn grenzen niet alleen afscheidingen, maar juist ook verbindingen. En wanneer we in staat zijn voldoende veiligheid te creëren in de omgang met elkaar, kunnen we het zuivere debat voeren en daarin tot persoonlijke groei komen.
De afgelopen weken stonden in het teken van het herstel van een relatie met de leverancier in het programma waar ik aan werk. In de afgelopen tijd had mijn opdrachtgever het vertrouwen in deze organisatie opgezegd en mij gevraagd te onderzoeken of de relatie nog te herstellen was. Samen kwamen we tot drie opdrachten waarin we elkaar zouden laten zien dat er nog een basis was om op door te werken.
Het meest bijzondere moment vond ik een vergadering waarin we met een aantal mensen van zowel leverancier als klantorganisatie een inhoudelijk probleem in een opdracht verder zouden uitdiepen. In de weken ervoor waren we moeizaam tot voortgang gekomen, omdat we steeds uitgingen van het feit dat de relatie verstoord was.
Ik kwam die ochtend net uit een weekend van de Pulsar Academie bij De Voorde dat ging over Vertrouwen. Ik besloot die ochtend deze sessie in die geest in te zetten en de deelnemers uit te dagen de bespreking vanuit vertrouwen in hunzelf, elkaar en het proces in te gaan. Een spannend moment om zo dicht op mijn eigen gevoel in te steken, maar het resultaat was super! Nog niet eerder werkten wij zo geïnspireerd met elkaar samen.
Met de account director van de leverancier heb ik daar natuurlijk nog even over nagepraat. Ik heb hem gesuggereerd dat het hebben van een probleem niet erg is, wanneer je er vanuit durft te gaan dat je uiteindelijk wilt samenwerken. De energie die het probleem oproept kan in dat vertrouwen uitstekend worden aangewend om tot nieuwe creatieve inzichten te komen. Kort tijd later is de relatie tussen leverancier en klantorganisatie formeel hersteld.
Natuurlijk hebben ook de gezamenlijke commerciële en inhoudelijke inspanningen aan de nieuwe, positieve situatie bijgedragen, maar het was opvallend hoe een andere energie een moeizaam proces zo vlot kan trekken.
Via collega Martin Misseyer werd ik geattendeerd op onderstaand filmpje van Jonathan Harris, die een spreker was op TED.
Jonathan Harris wil zicht krijgen op de enorme diepte van het internet, één van zijn projecten is zijn project We Feel Fine (let op: bekijken van We Feel Fine vereist Java). Hoewel veel mensen het beschouwen als een ‘ordinaire’ zoekmachine, is We Feel Fine veel meer een kunstwerk.
In de missie van het project wordt duidelijk omschreven wat het eigenlijk is:
“Since August 2005, We Feel Fine has been harvesting human feelings from a large number of weblogs. Every few minutes, the system searches the world’s newly posted blog entries for occurrences of the phrases “I feel” and “I am feeling”. When it finds such a phrase, it records the full sentence, up to the period, and identifies the “feeling” expressed in that sentence (e.g. sad, happy, depressed, etc.). Because blogs are structured in largely standard ways, the age, gender, and geographical location of the author can often be extracted and saved along with the sentence, as can the local weather conditions at the time the sentence was written. All of this information is saved.
The result is a database of several million human feelings, increasing by 15,000 – 20,000 new feelings per day. Using a series of playful interfaces, the feelings can be searched and sorted across a number of demographic slices, offering responses to specific questions like: do Europeans feel sad more often than Americans? Do women feel fat more often than men? […] And so on.
The interface to this data is a self-organizing particle system, where each particle represents a single feeling posted by a single individual. The particles’ properties – color, size, shape, opacity – indicate the nature of the feeling inside, and any particle can be clicked to reveal the full sentence or photograph it contains. The particles careen wildly around the screen until asked to self-organize along any number of axes, expressing various pictures of human emotion. We Feel Fine paints these pictures in six formal movements titled: Madness, Murmurs, Montage, Mobs, Metrics, and Mounds.
At its core, We Feel Fine is an artwork authored by everyone. It will grow and change as we grow and change, reflecting what’s on our blogs, what’s in our hearts, what’s in our minds. We hope it makes the world seem a little smaller, and we hope it helps people see beauty in the everyday ups and downs of life.”
Een paar minuten kijken en klikken geeft een prachtig zicht op emotie in de virtuele wereld. Het maakte mij duidelijk waarom web 2.0 wél kans van slagen heeft, waarom het populair is en waarom het door zal gaan: nieuwe toepassingen maken het mogelijk te communiceren met echte mensen, die hun eigen emoties tonen en achter al die gepubliceerde sites, postings, filmpjes, foto’s, etc. zitten. Wat een mooie wereld in de ‘ups’ and ‘downs’ van iedere dag!
Als dagvoorzitter op een congres, word je gelukkig ook nog wel eens geconfronteerd met zaken die niet lopen zoals ze gepland waren. Los van technische problemen (onwillige presentaties en beamers), komt er zo nu en dan ook wel eens een spreker niet opdagen: een conferentie blijft mensenwerk, vergissen is menselijk. Zo ook op het NVB Jaarcongres 2007.
Toen ik begreep dat een spreker niet zou komen (na een paar minuten maar eens de organisatie gebeld, die ook weer gingen bellen, geen resultaat), realiseerde ik mij dat er ongeveer zestig mensen in de zaal zaten te wachten, maar ook dat we een podium hadden met scherm, beamer, laptop en internetverbinding: dat bood kansen! Ik heb de aanwezigen gevraagd of ze naar een andere sessie wilden gaan, of dat ze wilden blijven en dat wij er een gezamenlijke sessie van zouden maken. Mijn voorstel was dat wij elkaar in een half uurtje de leukste, beste, interessantste Web 2.0 sites zouden presenteren, op het podium met groot scherm. De meeste mensen bleven zitten…
Om wat mogelijke verlegenheid weg te nemen, trapte ik zelf de spontane ‘unconference‘ af met Pipl, een ‘mensenzoeksite’ (waar we de naam van de afwezige spreker hebben gebruikt als voorbeeld ;-)), waarbij ik een toelichting heb gegeven over publiceren op het web, googlen door managers en HRM, privacy, etc. Aanwezige studenten van de opleiding IDM van de Hanzehogeschool, onder meer Walter Vos en Inge Ridderinkhof, hebben ook een aantal sites laten zien, waaronder door hen ingerichte en gebruikte projectwiki’s, maar ook het gebruik van netvibes en del.icio.us haalden het podium. Ook enkele suggesties uit de zaal hebben we bekeken, waaronder (uiteraard) librarything.nl.
Gaandeweg de presentaties van de sites, heb ik getracht waarde toe te voegen aan de ‘site-beleving’ door nog korte toelichtingen te geven op businessmodellen van Web 2.0, zoals de The Long Tail van Anderson, om te laten zien dat veel Web 2.0 toepassingen uiteindelijk gericht zijn op het genereren van omzet van adverteerders of toeleiden naar kennis en informatie in niches.
Achteraf vonden veel mensen het een erg leuke, leerzame en spontane invulling, met dank aan de aanwezigen in het algemeen en de studenten uit Groningen in het bijzonder. Meer ‘unconferences’ in het vervolg?
Afgelopen donderdag verzorgde ik samen met Schelte Meinsma van Bekent Internet Marketing en Ramon Pruisscher van DMA Studios een middag voor zo’n 15 adviseurs van Syntens in Noord-Nederland. Waar ik mocht aftrappen met een presentatie over Web 2.0 in een maatschappelijk perspectief, historie en modellen, ging Schelte meer in op de praktische kant van Web 2.0 als kanaal voor marketingactiviteiten. DMA Studios verzorgde als laatste een presentatie van streaming video op het Groningen eiland in Second Life.
Als aftrap vroeg ik de aanwezige adviseurs hoeveel van hen een profiel hebben aangemaakt in LinkedIn. Een handjevol stak zijn hand op. Op mijn vervolgvraag hoeveel van deze dan dat netwerk actief gebruikt ten behoeve van het werk viel het stil. Ik probeerde het opnieuw met zo’n vraag over Hyves. Vrijwel niemand had hierin een profiel, een aantal mensen kende het van hun kinderen.
Als je, zoals ik, veel bezig bent met lezen, denken en doen met betrekking tot Web 2.0, ga je op een zeker moment denken dat iedereen snapt wat het is, hoe het werkt en wat het kan doen. Een sessie als deze zet je dan weer even terug op aarde.
Ik heb mij afgevraagd of je van deze adviseurs mag verwachten dat zij vanuit hun functie al meer ingevoerd hadden mogen zijn. Ik denk dat als je ondernemers wilt helpen te innoveren, ze wilt doorverwijzen naar kennisinstellingen en commerciële aanbieders, je best mag verwachten dat deze adviseurs een brede interesse hebben en zelfs experimenteren met Web 2.0. Vanuit dat perspectief was het kennisniveau teleurstellend, zeker als je je verhaal wilt toetsen en je ziet voornamelijk blanco gezichten in de zaal.
Maar goed, na nog een keer te hebben nagedacht, mag ik ook concluderen dat deze 15 mensen allemaal een middag zijn bijgepraat over nieuwe ontwikkelingen op het Internet en het belang daarvan voor ondernemers in het MKB. Ze hebben de moeite genomen om tijd op te offeren om eens te onderzoeken wat Web 2.0 voor henzelf én hun relaties zou kunnen betekenen.
Onze belangrijkste conclusie daarbij was dat je in het MKB óf zelf een internetondernemer bent, die producten en/of diensten in Web 2.0 aanbiedt, óf je maakt andere producten en/of diensten en je gebruikt het web om consumenten of ketenpartners om jouw diensten sneller te kunnen vinden en beoordelen. User Generated Content, tagging en social networks zijn voor het MKB nieuwe communicatiekanalen, waarvoor de budgetten nog achterblijven bij het relatieve (stijgende) belang en gebruik van dit kanaal ten opzichte van televisie en radio. Er is in deze tak nog veel missionariswerk te verrichten!
In het laatste nummer van IK Magazine, heb ik een recensie gepubliceerd over het het boek Informal Learning van Jay Cross (lees het tweede hoofdstuk over leren hier). In dit boek wordt niet alleen duidelijk dat in een moderne, dynamische organisatie leren anders georganiseerd moet worden dan in ’traditionele’ organisaties, maar ook hoe dit kan worden opgepakt. Verrassend vond ik dat de schrijver nu eens niet alleen inzoomt op het gebruik van digitale hulpmiddelen, maar ook kijkt naar vormgeving van het fysieke kantoor, attitude van medewerkers, etc. In onderstaande video legt Jay het concept van Informal Learning in 10 minuten uit.
Met enige verbazing heb ik mij de laatste tijd verdiept in het fenomeen weblogs. Ik werd daarbij getriggerd door twee gebeurtenissen: enerzijds merkte Schelte Meinsma op dat ik al enige tijd niets gepubliceerd had op mijn weblog, anderzijds werd ik geconfronteerd met reacties (hier en hier) in diverse weblogs op een congres waar ik aan heb deelgenomen over Digitale Bibliotheken, georganiseerd door Essentials.
Op Schelte reageerde ik met de grap dat ik ook even niets te melden heb en dat het wat mij betreft beter is niets te publiceren, dan te publiceren óm te publiceren. Ik vind het eigenlijk alleen aardig eigen spinsels te publiceren, al dan niet voorzien van relevante links ter onderbouwing of illustratie van mijn eigen verhaal.
De reacties van diverse deelnemers aan het congres vond ik schokkender. In eerste instantie dacht ik dat ik mij aangesproken voelde over de kwaliteit van het congres (en het bijbehorende boekje) en dat mijn ergernis daaruit voort kwam. Een secundaire reactie ligt dichter bij de waarheid: uit mijn analyse van de reacties bleek niet alleen dat sommige onwaar zijn, maar ook dat er sprake is van herhaling van zetten of een re-actieve houding. Maar ik wil dit stukje niet toespritsen op deze groep: ik heb het gevoel dat de meeste bloggers nauwelijks oorspronkelijke ideeën voor en/of structurele toevoegingen aan een discussie hebben, of zij publiceren deze vaak niet op het web.
Het lijkt erop dat Kevin Allison in 2005 gelijk had toen hij in een artikel in Financial Times zei: “Bloggers are an anti-establishment lot, and messages from big business are automatically suspect”. De reactieve houding die bloggers vanuit die rol veelal aannemen draagt natuurlijk zelden bij aan gesprek of zelfs innovatie, maar creeert eerder een hoge mate van onveiligheid in een ‘community’. Hierdoor slaan discussies dood, smoren ideeën in de kiem, durven mensen geen initiatief meer te nemen, etc.
Natuurlijk willen de meeste bloggers ook graag hoge scores op zoekmachines, bekend worden in een vakgebied, laten weten dat ze ook iets te melden hebben of hebben ze andere redenen om te publiceren. Maar weet de gemiddelde blogger ook hoe hij wil communiceren, met wie en op welke manier? Een suggestie van Tijn Touber in Ode geeft aanwijzingen voor andere manieren van communiceren dan die nu op de meeste blogs worden gebruikt. Ik gebruik deze verwijzing nu als een uitnodiging aan webloggers om constructief te communiceren, te laten zien dat zij in hun vakmanschap nieuwe tools gebruiken om hun meesterschap onder de knie te krijgen.
Zoals u weet, maak ik mij in artikelen en op dit weblog sterk voor een nieuwe economie, gebaseerd op elementen als het web, kennis, lol, samenwerken en prestatie met als belangrijke voorwaarden: veiligheid en vertrouwen. Ik stel daarin het individu centraal, waarbij ik er ook van uitga dat een professional wil werken aan zijn (of haar) eigen kennis en ontwikkeling, verantwoordelijkheid wil nemen voor het eigen werk, een sociaal netwerk wil onderhouden en zijn of haar kennis wil delen, zodat iedereen tot professionele (en persoonlijke) groei kan komen. De katalysator van dit proces is (de kwaliteit van) communicatie, ook in weblogs. Vakmanschap is meesterschap!
In het laatste nummer van Intellectueel Kapitaal (IK) is mijn artikel ‘Wisdom of Crows‘ gepubliceerd, dat gaat over mijn ervaring met het starten van een item in Wikipedia over Persoonlijk Kennismanagement.
Hoewel mijn artikel voornamelijk gaat over de wijsheid van de menigte, die vooral op het toepassen van procedures lijkt te liggen, gaan de reacties vooral over het door mij verkeerd geciteerde onderzoek van Nature naar het verschil tussen Wikipedia en Encyclopedia Britannica. In mijn artikel schrijf ik dat volgens Nature Wikipedia nauwkeuriger is dan de Britannica, wat niet waar is.
In het onderzoek, waar overigens veel kritiek op is, blijkt eigenlijk dat de beide naslagwerken elkaar niet veel toegeven. Zo zien we maar dat het publiveren van een artikel in een ’traditioneel’ tijdschrift beter werkt om mijn kennis aan te scherpen, dan het publiceren in een digitale bron. Zou de meerwaarde van van de uitgever zijn dat mensen de informatie in een tijdschrift selectiever en beter lezen dan de bronnen op het Net?
Mijn dank voor uw reacties op het artikel en mijn excuses voor het verkeerde citaat.
Gisterenmiddag bezocht ik een seminar“Ongestructureerde informatie spreekt ook boekdelen” in Groningen, georganiseerd door het lectoraat Business Intelligence Hanzehogeschool en de BI Kring.
Startend met een mooie metafoor, drie sprekers die tegelijk hun presentatie startten, werd gaandeweg de dag duidelijk wat de stand van zaken is op het gebied van informatie en kennis genereren uit de hoeveelheid data die dagelijks over ons wordt uitgestort. Lector Andries Bottema liet weten dat BI misschien niet alleen meer over rapportages uit ERP-systemen gaat, maar inmiddels ook over kennismanagement en textmining.
Onze nationale retrievalgoeroe Eric Sieverts hield een boeiende presentatie over Google. Hij presenteerde 10 redenen waarom Google wel de juiste zoekmachine is, maar gelukkig ging hij met 10 redenen waarom niet, niet voorbij aan de mindere kanten van deze zoekgigant. Wat ik op zich jammer vond was dat Eric wel in ging op ontwikkelingen rond Web 2.0, maar (nog?) geen bespiegeling gaf over social networks, tagging, etc. als oplossingen voor het toegankelijk maken van de enorme hoeveelheid informatie op Internet. Ik was wel benieuwd geweest naar zijn ideeën over dit soort toepassingen in relatie tot de meer wetenschappelijke benadering van search & retrieval.
Een ander interessant onderdeel van het plenaire programma was de presentatie van de corporate BI-manager van Friesland Foods, Egbert Philips. Omdat zijn presentatie vooral over het door deze organisatie ingerichte proces ging, en niet over de inhoud, maakte dit mij (opnieuw) duidelijk dat BI vooral gaat over onzekerheidreductie op (meestal) strategisch niveau. Door de uiteenzetting van Astragy over het systeem dat zij bij Friesland Foods hebben geïmplementeerd, werd mij ook duidelijk dat dit proces inrichten en onderhouden organisaties erg veel geld kost. Zou iemand wel eens hebben onderzocht welke waarde managers aan de BI-analyses hechten, hoe zij ermee omgaan en wat dus het rendement op dergelijke investeringen is? Of zouden managers uiteindelijk deze analyses laten reageren met hun persoonlijke kennis van zaken en dan hun ‘onderbuikgevoel’ laten spreken? Jammer dat dit in geen van de presentaties aan de orde kwam, we kregen vooral eigen best practices voorgeschoteld.
Na een pauze waren er een aantal rondes met parallelsessies waarin verschillende bedrijven hun product of visie op ontwikkelingen konden laten zien. het werd mij al snel duidelijk dat de meeste systemen nieuwe termen hebben verbonden aan bestaande retrievaltechnieken, die veelal (denk aan thesauri, full text zoeken, etc.)al jaren in de bibliotheekwereld worden gebruikt. Een ware retrieval revival dus, waar het gaat om BI technologie. Overigens leidt koppeling van verschillende technieken bij een aantal aanbieders wel tot hightech oplossingen voor kennis- en informatieuitwisseling in organisaties, waarbij het koppelen van kennis in en van mensen niet wordt vergeten!
Aardig was ook de afsluiting met elevatorpitches van en discussie met de verschillende sprekers en presentatoren, waarbij ook Tata Consultancy Services hun SOLAR Framework opnieuw mochten presenteren. De verwachting van de sprekers is dat het proces van BI betreffende textmining, analyse en competitive intelligence de komende vijf jaar tot een groeimarkt wordt.
Na alle presentaties nog eens te hebben overdacht, vraag ik mij af of organisaties dit soort processen voornamelijk inrichten vanuit wantrouwen en drang naar beheersing? Beheersing van de omgeving, wantrouwen naar eigen intuitie en kracht, interne beheersing, etc.? Wat zou er toch gebeuren als het zou gaan om vertrouwen en geloof in elkaars kennis en kunde? Zouden al die investeringen dan niet in systemen, processen en procedures gedaan worden, maar in (persoonlijke) ontwikkeling en in- en externe relaties? Wat voor rendement zou dat dan opleveren? Wat een wereld….
Gisteren heb ik, zoals via Twitter te lezen was, een inleidende presentatie voor collega’s gegeven over Web 2.0. Een spannende ervaring, want hoewel ik wel eens vaker een presentatie of training geef, blijkt telkens dat een groep die dichterbij mij staat ook spannender voor mij is. Interessant gegeven om nog eens over na te denken…
De presentatie verliep uiteindelijk best goed. Na een korte uiteenzetting over de verschillen tussen Web 1.0 en Web 2.0, heb ik een aantal voorbeelden gegeven van toepassingen die typisch zijn voor Web 2.0, zoals: del.icio.us , Netvibes , LinkedIn en LibraryThing . De meeste van deze toepassingen bleken onbekend, hoewel een aantal mensen wel in LinkedIn bleken mee te doen. Hoewel deze toepassingen een goede illustratie zijn, is iedereen steeds dol op het filmpje The Machine is Us/ing Us, zoals te zien op YouTube. Een snellere en betere uitleg van Web 2.0 is haast niet mogelijk.
Als commentaar op deze ontwikkeling werd ingebracht dat mensen steeds minder persoonlijk met elkaar te lijken communiceren, maar steeds vaker en meer via nieuwe hulpmiddelen. De vraag was ook wie er nu eigenlijk zit te wachten op al die gepubliceerde content in weblogs (zoals deze) en social networks?
De presentatie ging verder met een aantal ontwikkelingen zoals die in artikelen en boeken zijn te lezen: The Long Tail van Chris Anderson, Wisdom of Crowds van James Surowiecki en The Wealth of Networks van Yochai Benkler.
Met name The Long Tail maakte duidelijk dat Web 2.0 heel erg gaat over het beschikbaar maken van grote hoeveelheden digitale content en toepassingen die toegang bieden tot die content. Verrijking (tagging, reviews, etc.)door gebruikers (in sociale netwerken) maakt het mogelijk de content in niches ook vindbaar te maken voor geïnteresseerden (en eventueel te verkopen).
Hoewel de tijd het niet meer toeliet, kwamen we met elkaar ook nog even op het nut van dit soort toepassingen voor de overheid of andere publiek-maatschappelijke toepssing. Los van politici op Hyves en andere toepassingen van Personal Branding, passeerden ook ideeen over het toevoegen van user generated content aan GIS-systemen, erfgoedinformatie en systemen voor openbare veiligheid.
De conclusie van de avond was duidelijk: er is steeds meer informatie beschikbaar, steeds meer mensen publiceren en delen hun kennis, waardoor het steeds zinvoller wordt om je af te vragen wat je precies wilt vertellen, maar zeker ook wat je aan kennis en informatie tot je wilt (en kunt) nemen. Het toverwoord is focus, focus op de zaken die er voor jou werkelijk toe doen.